Peuters met een taalontwikkelingsstoornis praten thuis minder dan peuters met een normale taalontwikkeling. Ook ervaren ze minder gesprekswendingen. Dit blijkt uit onderzoek van het Baby & Child Research Centre in samenwerking met Kentalis en de Universiteit Utrecht. Hoewel deze observaties misschien zorgwekkend lijken, kan het juist ook betekenen dat ouders van kinderen met een taalontwikkelingsstoornis hun taalaanbod en interacties aanpassen aan het taalniveau van hun kind.
Een grote groep kinderen loopt in Nederland serieus achter in hun taalontwikkeling: zo’n 7% van de kinderen heeft een taalontwikkelingsstoornis (TOS). Zij hebben moeite met taalproductie (spreken) en/of taalbegrip (luisteren). Hoe ziet de taalomgeving thuis eruit bij kinderen met een TOS? Die vraag stond centraal in het nieuwe onderzoek.
Kleine recorder
Het onderzoek richtte zich op de thuissituatie bij kinderen tussen de 2 en 4 jaar met een (vermoeden van een) TOS. Kinderen droegen gedurende een hele dag een kleine recorder die alle gesprekken opnam. Automatisch werd het aantal woorden dat zowel ouder als kind sprak, en het aantal beurtwisselingen tussen ouder en kind gemeten.
Minder interactie tussen ouder-kind
Conclusie is dat bij kinderen met TOS er thuis minder wordt gesproken, zowel door ouder als kind. Ook waren er minder beurtwisselingen in vergelijking met kinderen zonder TOS. Daarnaast hing het aantal beurtwisselingen bij kinderen met TOS samen met hun woordenschat. Er was meer interactie met kinderen met een grotere woordenschat.
Zorgwekkend, of juist niet?
De uitkomsten lijken misschien zorgwekkend omdat taalaanbod en interacties de taalontwikkeling stimuleren. Maar afstemming is minstens zo belangrijk. Zeker bij kinderen met een TOS. De resultaten kunnen ook betekenen dat ouders van kinderen met een TOS juist hun taalaanbod aanpassen en op die manier inspelen op de specifieke behoefte van hun kind.
Lees hier het hele onderzoek:
Bron: babyandchild.nl
Zie ook het blog op Early Years Blog > Taalaanbod thuis bij peuters