Dagelijks een uur huid-op-huid contact tussen moeder en een voldragen baby vanaf de geboorte lijkt positief voor de gezondheid van de zuigeling. Gebeurt dit gedurende vijf weken dan verandert namelijk het darmmicrobioom van de baby. Dat blijkt uit onderzoek van Henrik Eckermann van het Radboudumc, gepubliceerd in Gut Microbes.
De vroege kolonisatie van de darm helpt bij het verteren van voedsel. Het maakt ook de opname van voedingsstoffen mogelijk, draagt bij aan een goede werking van de darmen en speelt een belangrijke rol bij de afstemming van het immuunsysteem. In de afgelopen decennia is duidelijk geworden dat het microbioom zich ook bemoeit met de wederzijdse communicatie tussen de darmen en het brein.
Samenstelling verandert
In het vroege leven van de baby verandert de samenstelling van het microbioom door borstvoeding en intensief contact met de moeder. Daarna gebeurt dit ook via andere factoiren zoals contacten met anderen, huisdieren en antibioticabehandeling. Het is goed voor baby’s om al vroeg in hun leven met een gezond microbioom te beginnen. De vraag is: hoe ziet zo’n microbioom eruit en op welke manier kan het positief worden beïnvloed. Uit het onderzoek blijkt nu dat dagelijks huid-op-huidcontact gedurende vijf weken vanaf de geboorte de samenstelling van het microbioom positief beïnvloedt.
Uit het onderzoek blijkt dat dagelijks huid-op-huid contact de ontwikkeling van het microbioom verandert bij gezonde volgroeide zuigelingen. Onderzoek naar huid-op-huidcontact bij premature baby’s laat positieve effecten zien op de ontwikkeling van de hersenen, hart en bloedvaten en de lichamelijke ontwikkeling. Bij voldragen baby’s is hier nog nauwelijks onderzoek naar gedaan. De vraag hoe je deze veranderingen dan ook kunt interpreteren – gezond of niet? – blijft vooralsnog onbeantwoord.
Over het onderzoek
In het SKIPPY-project analyseren onderzoekers van het Radboudumc verschillende aspecten die samenhangen met huid-op-huidcontact (HHC) van moeders en hun voldragen baby’s. Tijdens de HHC-interventie werden baby’s op de blote borst van de moeder gelegd met alleen een luier aan. Moeders in de HHC-groep kregen de instructie om vijf weken lang een uur per dag HHC te doen. Deze HHC-groep werd vergeleken met een groep moeders die de gebruikelijke zorg bood. Uit het SKIPPY-project bleek onder andere dat moeders in de HHC-groep minder angstig en moe waren, dat ze langer borstvoeding gaven en dat hun baby’s meer sliepen en minder huilden. Dit alles vergeleken met de controlegroep.
Binnen het SKIPPY-project onderzocht Henrik Eckermann of huid-op-huidcontact van moeder en kind de ontwikkeling van het darmmicrobioom van de baby beïnvloedde door monsters van de ontlasting van de baby te onderzoeken op 2, 5 en 52 weken na de geboorte. Baby’s in de HHC-groep vertoonden minder volatiliteit, dus minder grote veranderingen in de samenstelling van hun microbioom. Daarnaast duurde de uitgroei naar een volwassen microbioom bij hen iets langer dan bij baby’s in de controlegroep.
Artikel in Daily skin-to-skin contact alters microbiota development in healthy full-term infants – Henrik Andreas Eckermann, Jennifer Meijer, Kelly Cooijmans, Leo Lahti & Carolina de Weerth
Bron: radboudumc.nl