Schrijf geen verwarrend ouderlijk gedrag voor tijdens slaaphulp

Op een druilerige middag zapte ik langs een oude aflevering van The Nanny. Je weet wel, dat programma waarin een kordate Britse nanny gezinnen te hulp schiet met krijsende peuters en uitgeputte ouders. In deze aflevering zit het gezin met de handen in het haar: hun peuter slaapt niet en ze zijn ten einde raad. Enter de Nanny. Haar oplossing is helder: de ouders moeten hun kindje elke avond in bed leggen, een kort afscheidsritueel doen, en daarna bij hun kind blijven zitten zonder oogcontact en zonder reactie. Ook niet als hij huilt, ook niet als hij uit z’n bedje klimt. “Het gaat erom dat jullie consequent blijven,” zegt ze streng. “Als hij contact met jullie krijgt, pakt hij dat vast en laat hij niet meer los. Hij zal dan niet meer stoppen.”

Deze instructies doen zeker iets met ouders die zich staande houden in een fragiel evenwicht van overleven en verbinden.

De blik in de ogen van de moeder treft me. Ze knikt, ten einde raad, met een glimpje hoop, terwijl haar gezicht verstrakt. Ze lijkt zich klaar te maken om zich af te sluiten. De vader slikt en blijft stil. En dan begint het: de peuter wordt naar bed gebracht en begint met huilen. Klimt uit bed en huilt nog harder. Jo deelt ondertussen verheugd met de cameraploeg dat de moeder het goed doet. Ze gaat naast de moeder zitten en pakt haar hand vast om haar te steunen. De moeder blijft met gebogen hoofd zitten, stil, versteend. Als het jongetje uiteindelijk in slaap valt, reageren beiden verheugd! Het is gelukt! Zie je wel, zo leert het jongetje dat hij dit zelf kan én dat hij niet bang hoeft te zijn. Over deze interpretatie valt veel te zeggen: ik twijfel aan wat hier precies geleerd is. The Nanny leert vooral ouders de eigen gevoelens te onderdrukken. Om hun instincten – het willen troosten, oppakken, wiegen – te negeren. En dat is wat mij betreft een probleem. 

Ouders instrueren

In Nederland koesteren sensitief, afgestemd en responsief ouderschap in beleidsstukken en scholingsprogramma’s. Maar als het over slapen gaat, lijken professionals die waarden vaak tijdelijk op te schorten. Zeker bij methoden als graduele extinctie (waarbij je het huilen van een baby steeds iets langer negeert), wordt van ouders gevraagd om gedrag te vertonen dat haaks staat op de principes van veilige hechting. “Geef geen aandacht.” “Reageer neutraal.” “Maak geen oogcontact.”

Voor veel ouders is deze instructie lastig, want hun intuïtie wil iets anders: reageren op hun kind. Voor ouders met een geschiedenis van trauma of verlies kan deze instructie ronduit verwarrend of pijnlijk zijn. Ze hebben zelf ervaren dat hun eigen ouders op vergelijkbare manieren reageerden op hun signalen: geen aandacht, neutraal, afgeschakeld, gedissocieerd, zonder oogcontact, zonder reactie. Wat betekent het dan om van een zorgprofessional te horen dat ze zich precies zo moeten gedragen als wat ze zelf als pijnlijk, verwarrend, afwijzend en heel eenzaam hebben ervaren? Deze instructie en de manier waarop ouders zich dan presenteren – stil, emotieloos, afwezig – komt bij een baby of peuter hard binnen. Het lijkt alsof mama of papa er is, maar tegelijk ook helemaal niet. Een beetje zoals we zien in het Still Face Experiment van Ed Tronick, alle hulpverleners kennen inmiddels dit filmpje. We leerden hoe stressvol het is voor ouder en kind om jezelf af te schakelen in aanwezigheid van je kind. De vraag die ik hierbij heb is dus of deze instructies ook dissociatie bij baby’s bevorderen.

De theorie

Jonge kinderen leren van observerende ogen, zachte stemmen en open gezichten. Ze leren van rust, afstemming en nabijheid van een kalm volwassen brein en een zacht kloppend hart. Als een ouder er fysiek is, maar emotioneel afwezig, kan een paradoxale situatie ontstaan: degene die veiligheid moet bieden, wordt onvoorspelbaar. In z’n algemeenheid ligt er veel onderzoek dat er op wijst dat veel verward of gedesorganiseerd ouderlijk gedrag niet goed uitpakt voor de hechtingsrepresentaties van jonge kinderen  (Lyons-Ruth et al., 1999; Schuengel et al., 1999; Lyons-Ruth et al., 2005. Schore, 2001, Madigan et al. 2006, Middlemiss et al., 2011). Het kind leert niet: “Mijn signalen worden gezien.” Het kan leren: “Mijn signalen brengen niets of verwarrend ouderlijk gedrag teweeg, in ieder geval, in deze slaapcontext.”

De strakke instructies doen ook iets met ouders. Zeker ouders die zich staande houden in een fragiel evenwicht van overleven en verbinden. Aan hen vragen om hun gezicht te verharden en hun lijf niet te laten bewegen naar een huilende baby of peuter, is niet neutraal. Het is ontregelend. Als hulpverleners instrueren we dissociatie. Het instrueert precies het gedrag dat we in de jeugdzorg en jeugdgezondheidszorg proberen te voorkomen en in de jeugd ggz behandelen: emotionele onbeschikbaarheid bij ouders en alle lange termijn gevolgen voor persoonlijkheid, emotieregulatie en verbindingen met belangrijke anderen van het kind.Dit kan, en moet anders, professioneel gezien. Ik wil geen oordeel vellen over ouders die hiermee zijn begonnen; velen volgen goedbedoelde adviezen in een tijd van uitputting en onzekerheid. Maar ik hoop wél een reflectie op gang te brengen onder professionals. Er bestaan slaapinterventies die wél aansluiten bij wat we weten over co-regulatie en veerkracht, die ik iedereen gun. Die denken vanuit cuesensitief reageren en niet time based responsief. Denk aan het Possums Sleep Program, het boek Zachte Nachten van Wils en Van Nuffel, de ‘Zelfhulp bij Slaapproblemen Allemaal voldoende slaap‘, of de BASIC-Sleep info benadering van Helen Ball. Daarin is ruimte voor nabijheid, afstemming, én een gezonde overgang naar meer zelfstandigheid. Zonder dat ouders zichzelf moeten uitzetten om hun kind te leren slapen.
Als we willen dat ouders sensitief zijn, dan moeten we ze ook helpen om dat te zijn. Juist ’s nachts. Juist als ze moe zijn. En juist als het ingewikkeld wordt. Want opvoeden is geen toneelstuk. En hechtingsprocessen, die slapen nooit.



Marilene de Zeeuw
Klinisch psycholoog, gespecialiseerd in de ontwikkeling van jonge kinderen en hun gezin. Ze werkt op de afdeling Medische Psychologie in het Ziekenhuis Rijnstaete in Arnhem en bij IMH Nederland (Infant Mental Health) als Specialist Peripartum Infant Mental Health Behandelen.

Deze column kwam tot stand in overleg met: 

Carla Brok is Sociaal Psychiatrisch Verpleegkundige en Mindfulness Trainer bij ARGO GGZ. Marilene en Carla zijn beide werkzaam geweest bij Jeugdggz, onderdeel van Stichting Dimencegroep en getraind in Ambiance en MIG. Referenties zijn op te vragen via mori@vakbladvroeg.nl.

Deze column is geschreven vanuit de persoonlijke visie van de auteur. Die hoeft niet overeen te komen met die van de redactie.

Vakblad Vroeg is er voor professionals die werken in de geboortezorg en met kinderen tot zeven jaar en hun ouders. Een abonnement kost slechts €30,- per jaar.

Ontdek ons Vroeg-magazine

Vakblad Vroeg is er voor professionals die werken in de geboortezorg en met kinderen tot zeven jaar en hun ouders. Sleutelwoorden zijn preventie, vroegtijdige onderkenning en vroeghulp. Ons kwartaalmagazine biedt achtergrond en verdieping. Een abonnement kost slechts € 30,- per jaar.

Meld je aan voor de nieuwsbrief

Meld je aan voor de nieuwsbrief

Op de hoogte blijven van alle ontwikkelingen op het gebied van de geboortezorg en de zorg rond het jonge kind en zijn ouders? Schrijf je dan in voor onze tweewekelijkse nieuwsbrief.

"*" geeft vereiste velden aan