Het is zomervakantie. Vriendinnen om mij heen snakken naar tot rust komen na dit krankzinnige half jaar thuiswerken en alle sociale, financiële en zelfs collectieve stress.
Vriendinnen met zorgintensieve gezinnen kijken eerder tegen een soort tweede ‘lockdown’ aan. Immers, voor hen betekent de zomerperiode opnieuw weer heel veel zorg thuis. Uit voorzorg hebben wij extra ondersteuning geregeld. Zodat ook wij ons toch een beetje kunnen bezinnen op wat ons is overkomen.
Die bezinning moet nog komen, maar één ding schoot mij wel meteen door het hoofd. Hoe fijn de samenwerking is geweest met de school van ons verstandelijk beperkte meisje. Niet alleen stuurden ze inhoudelijke toegespitste lesjes, maar ze communiceerden ook met ons.
Allereerst over het proces. Meteen op de eerste dag. Ik had nog geen enkele ondersteuning binnen, maar ik voelde me meteen gezien. “We werken eraan, morgen hoor je meer.” Wat was dat fijn te horen: ik was niet in de steek gelaten, ze dachten aan ons meisje, maar hadden even tijd nodig. En vertelden me wanneer ze met iets zouden komen. Ik werd meteen rustig. Natuurlijk, ik begreep het en wachtte rustig af.
En ze maakten verbinding door elke week even te bellen met de vraag of de lesjes voldoende aansloten en vroegen hoe het met ons, als ouders, ging. Hielden we het vol? Ze boden niet eens echt concrete ondersteuning aan (wat kunnen zij nu specifiek voor ons ouders doen?), maar het enkele feit dat elke week even aan mij gevraagd werd hoe het met mij ging maakte dat ik het volhield.
Vertellen waar je mee bezig bent en even naar de ander vragen. Meer is niet nodig.
Leontien Sauerwein (www.leontiensauerwein.com)