Onderzoeker Chantal Kemner is van huis uit experimenteel psycholoog, maar heeft haar werkterrein verschoven. “Ik werk inmiddels al heel wat jaren in de ontwikkelingspsychologie.” De focus van haar onderzoek ligt vooral bij de ontwikkeling van het jonge kind, met speciale aandacht voor het babybrein. “Ik probeer te achterhalen wat er in het zich ontwikkelende brein gebeurt.” Haar belangrijkste advies aan zorgprofessionals klinkt eenvoudig, maar is iedere dag weer relevant: “Houd er in je werk toch vooral rekening mee dat ieder kind anders is.”
In de eerste jaren van haar onderzoek richtte Chantal Kemner zich op de relatie tussen autisme, waarneming en sociaal gedrag. “Oudere kinderen en volwassenen met autisme vertonen specifieke kenmerken in het sociale contact. Ik heb vooral gekeken of een verhoogde waarneming van details bij autisme leidt tot een andere verwerking van informatie uit gezichten. Juist waarnemen is immers heel belangrijk in sociaal gedrag. Ontwikkelt een kind zich daar vanaf het begin anders in, dan kun je je voorstellen dat dit een effect heeft op de opeenstapeling van ontwikkelingsprocessen. Waarnemen is immers één van de eerste functies die zich ontwikkelt, in de eerste paar levensjaren.”
In haar vervolgonderzoeken heeft Kemner zich met name beziggehouden met de ontwikkeling van het babybrein. “Ik wil vooral terug naar de periode waarin de waarneming en de verwerking van gezichten zich ontwikkelen. Wat gebeurt er nou eigenlijk als een baby of peuter een gezicht ziet?” De laatste jaren richt haar baby-onderzoekswerk zich vooral op de relatie tussen de input die een kind krijgt en de ontwikkeling die daaruit voortvloeit. “Kinderen met autisme kijken immers anders naar gezichten. Het is belangrijk dat je weet waaróm dat zo is. Het snappen van hoe dat gaat, hoe een kind informatie uit gezichten leert te verwerken, is belangrijk om hen hierin te ondersteunen.”
Lockdownperiode goudmijn
Het belang van haar onderzoekswerk bleek eens te meer tijdens de recente Covid pandemie. “Een pasgeboren baby leert niet vanzelf om gezichten te snappen. Hersenen hebben input nodig om zich te ontwikkelen. Tijdens de lockdowns, met onder meer gesloten kinderdagverblijven, hebben kinderen veel minder input gehad. Kinderen zagen vooral hun ouders en verder mensen met een mondkapje op. Kortom, de variëteit was veel minder in het eerste jaar waarin dit juist zo belangrijk is. Het staat voor mij vast dat die lockdowns effect moeten hebben op de sociale ontwikkeling van vrijwel alle baby’s uit deze periode.” Voor haar onderzoeksveld vormen deze jaren een ware goudmijn. “Het klinkt raar, maar voor de experimentele psychologie is die lockdown op een bepaalde manier echt fantastisch. Het is een groot natuurlijk experiment. Het gaat immers om een omvangrijke groep kinderen die veel minder sociale input heeft gehad.”
Verder lezen
Dit zijn de beginalinea’s van het interview met Chantal Kemner in de herfsteditie van ons VROEG-magazine. Lees verder in het pdf-bestand.
Geïnteresseerd in de rest van het magazine? Klik hier voor de hele inhoudsopgave.