Ouders spreken vaak anders tegen hun kleine kinderen dan tegen volwassenen. Dit noemen we kindgerichte spraak. Zij doen dit onder meer om het kind te helpen de taal onder de knie te krijgen. Hierbij maken ze gebruik van fijne lexicale afstemming.
Dit blijkt uit promotieonderzoek van Linda Odijk aan de Universiteit Antwerpen naar de spraakontwikkeling van normaalhorende (NH) kinderen en kinderen met een cochleair implantaat (CI). Zij onderzocht hoe ouders fijne lexicale afstemming gebruiken in verschillende aspecten van hun spraak, namelijk zinslengte, articulatie en het gebruik van grammaticale verbuigingen. Het gebruik van een bepaald woord volgde zij vanaf negen maanden voor de woordgeboorte – dit is de eerste keer dat een kind een woord gebruikt – tot de evolutie tot zes maanden na woordgeboorte.
Doel onderzoek
Het onderzoek had tot doel om:
- de ontwikkeling van kindgerichte spraak van de ouders gedurende de eerste twee levensjaren van het kind te onderzoeken, en
- spraak gericht aan kinderen met CI te analyseren en te vergelijken met spraak gericht aan NH-kinderen.
Woordgeboorte
In de periode voor een woordgeboorte gaan ouders onder andere steeds duidelijker de klinkers articuleren. Dit gaat door tot het moment dat hun kind het woord zelf uitspreekt. Daarna wordt de articulatie van de klinkers van dat bepaalde woord weer een stuk minder helder uitgesproken. Ook in andere aspecten werd fijne lexicale afstemming gevonden, zoals bij de zinslengte en het gebruik van grammaticale verbuigingen.
Aansluiten op spraak- en hoorstatus
Ouders lijken impliciete kennis te hebben van de woorden die hun kinderen aan het leren zijn. Dit stelt hen in staat om hun spraak specifiek aan te passen aan de woordkennis van hun kind. Bovendien sluiten ouders met hun spraak aan de hoorstatus van hun kind. Zo spreken ouders van kinderen met CI met kortere zinnen, duidelijkere articulatie en met minder woordverbuigingen.
Parents tune their vowels to the emergence of children’s words >>
Bron: vhz-online.nl