Ondanks alle voordelen voor moeder en kind is het geven van borstvoeding niet vanzelfsprekend. Integendeel. Zeven op de tien moeders (69%) startte in 2018 met het geven van borstvoeding, minder dan voorheen. Een maand later was dit percentage al gezakt naar 47% en na 3 maanden naar 31%. Van de moeders gaf 9% nog borstvoeding bij 12 maanden.
Dat blijkt uit de Peiling Melkvoeding van het NCJ. De peiling is uitgevoerd in samenwerking met TNO. Er zijn zeven JGZ-organisaties verspreid door Nederland die data over het jaar 2018 hebben aangeleverd.
Resultaten
Van 32.532 zuigelingen en hun moeders waren gegevens over melkvoeding beschikbaar. De verdeling van de achtergrondkenmerken van de zuigelingen en hun moeders kwam overeen met de landelijke cijfers.
In 2018 startte 69% van de moeders met het geven van borstvoeding na de geboorte. Dit percentage is lager dan gerapporteerd in de eerdere peilingen tussen 2001 t/m 2015 (74-81%). Net als bij eerdere peilingen vond er in de eerste maand na de geboorte een snelle daling plaats van het percentage zuigelingen dat uitsluitend borstvoeding kreeg (47%). Op de leeftijd van 3 maanden daalde dit percentage naar 31%. In totaal gaf 19% van de moeders borstvoeding bij 6 maanden, 12% bij 9 maanden en 9% bij 12 maanden.
Hoogopgeleide moeders startten vaker met het geven van borstvoeding (76%) in vergelijking met moeders met een gemiddelde opleiding (63%) en een lage opleiding (59%). Ook startten moeders die in het buitenland zijn geboren en/of waarvan de zuigeling in het buitenland is geboren vaker met het geven van borstvoeding (81-86%) ten opzichte van moeders en/of zuigelingen die in Nederland zijn geboren (65-66%).
Juiste begeleiding
Het officiële advies van de gezondheidsorganisatie WHO en UNICEF is om zes maanden lang uitsluitend borstvoeding te geven en daarna in combinatie met bijvoeding tot het kind twee jaar is. Maar dat is volgens Teddy Roorda, lactatiekundige van het Erasmus MC in Rotterdam, een uitzondering in Nederland. Wel zouden de meeste vrouwen langer door kunnen gaan, zegt Roorda in een reactie op nu.nl, maar ze moeten de juiste begeleiding krijgen. “Vaak willen vrouwen wel doorgaan, maar lukt dat om verschillende redenen niet.”
Meeste vrouwen hebben klachten
Ondanks de gezondheidsvoordelen en het advies van de WHO ligt het geven van borstvoeding of kolven ook bij gezonde moeders en baby’s niet altijd voor de hand, zegt Mathijs Visser van informatieplatform Gewoonborstvoeding.nl, dat in juli het Nationaal Borstvoeding Onderzoek publiceerde. 3.700 moeders deden mee aan het onderzoek en bijna negen van de tien respondenten zeiden klachten te hebben bij het borstvoeden.
“Er zijn allerlei redenen waarom de borstvoeding niet goed lukt”, zegt Visser. De meest genoemde problemen waren pijnlijke borsten en/of tepels, moeite met het aanleggen van de baby en te weinig melkproductie. “Er zijn vrouwen die dan stoppen, maar er zijn ook vrouwen die koste wat het kost proberen om door te zetten, dus die gaan met een lactatiekundige aan de slag.”
Tussen de oren
“Veel vrouwen stoppen in de kraamweek omdat ze denken dat ze te weinig melk hebben, terwijl dat in de meeste gevallen niet zo is”, reageert Roorda. “Het duurt ongeveer vier dagen voor de melkproductie op gang is, dus de eerste dagen is er inderdaad sprake van weinig melk”, legt ze uit. “Dat is normaal.” Daarbij benadrukt Roorda het belang van goede begeleiding.
“Borstvoeding is een ingewikkeld onderwerp en vrouwen krijgen vaak niet de juiste zorg en begeleiding, terwijl die er wel is”, legt Roorda uit. Ook wordt niet altijd aan de lactatiekundige gedacht, zegt ze, omdat deze zorg niet standaard wordt vergoed door de zorgverzekeraar. “De lactatiekundige zou onderdeel van de basiszorg moeten zijn, zodat iedereen daar aanspraak op kan maken.”
Wees creatief
In de praktijk blijkt het voor veel moeders en zorgverleners een uitdaging om een werkbare borstvoedingsrelatie te ontwikkelen. “Dit hangt samen met tegenstrijdige verwachtingen waardoor het aanpakken van opstartproblemen te vaak spaak loopt’, laat lactatiekundige Myrte van Lonkhuijsen weten. Daar komt bij dat zorgverleners vaak de parate kennis missen om ouders op een juiste manier te ondersteunen. “Er valt een wereld te winnen indien zij hier creatief mee weten om te gaan.” Lees verder >>