Jaarlijks komen circa 16.000 baby’s al na 38 weken zwangerschap ter wereld. Nieuw onderzoek wijst uit dat dit in veel gevallen niet nodig is. Een Doppler-meting kan bij te kleine baby’s in de baarmoeder namelijk problemen met de moederkoek opsporen.
Een echo die de doorbloeding meet bij kleine ongeboren baby’s kan duidelijk maken of de placenta wel of niet goed werkt. Het onderzoek, uitgevoerd door Amsterdam UMC in samenwerking met het UMCG en 17 andere Nederlandse ziekenhuizen, is gepubliceerd in British Journal of Obstetrics & Gynaecology.
Kleine baby’s opsporen
Ongeveer 10 % van de ongeboren baby’s is kleiner dan normaal voor de zwangerschapsduur. Is de baby klein maar gezond, dan hoeft niet te worden ingegrepen tijdens de zwangerschap. Bij een slecht werkende moederkoek moet echter wel actie worden ondernomen. Soms is het dan noodzakelijk dat de baby eerder wordt geboren. “Het is dus van belang om juist die kleine baby’s op te sporen”, aldus Wessel Ganzevoort, gynaecoloog bij Amsterdam UMC en onderzoeksleider. “De Dopplers worden voor deze afweging nog niet overal routinematig gebruikt. Artsen weten vaak niet of ze deze meting wel moeten gebruiken en wat ze moeten doen met de afwijkende resultaten. Zwangere vrouwen met kleine baby’s worden daardoor vaak vroeg ingeleid, terwijl dat lang niet altijd nodig is.”
Doppler-meting
Tegenwoordig worden groeiecho’s gemaakt om kleine baby’s op te sporen, en om vervolgens te kijken of ze hun eigen groeipatroon volgen of langzaam steeds minder groeien. In deze studie kregen kleine baby’s ook een zogeheten ‘Doppler-meting’. Deze echo meet de weerstand van het bloedvat in de navelstreng, wat iets zegt over de doorbloeding van de moederkoek. Ook kan de echo de bloedtoevoer in de hersenen van het kindje meten. Is die toevoer hoger dan gebruikelijk, dan kan dat een signaal zijn dat de moederkoek minder goed functioneert. De baby heeft dan het bloedvat in de hersenen extra ‘opengezet’ om de hersenen te beschermen tegen het tekort dat ontstaat door een slecht werkende moederkoek. Bij een moederkoek die minder goed functioneert, neemt het risico op gezondheidsproblemen (zoals zuurstofgebrek) bij het kind en uiteindelijk ook sterfte rondom de geboorte toe.
Niet eerder bevallen dan 37 weken
Een onderdeel van de studie was ook om te kijken of de uitkomsten voor het kind beter werden als de bevalling – bij een afwijkende meting – werd opgewekt vóór een zwangerschapsduur van 37 weken. Dit leidde niet tot betere uitkomsten. Het advies is dus om te wachten met het opwekken van de bevalling tot minimaal 37 weken zwangerschap. Dit omdat het voor de baby beter is om zo lang mogelijk in de baarmoeder te blijven, zolang er geen extra risico’s op gezondheidsproblemen zijn.
Toegevoegde waarde
Uit dit onderzoek blijkt nu dat de Doppler-meting zeker toegevoegde waarde heeft voor het opsporen van zwangerschappen bij te kleine baby’s met een slecht werkende moederkoek, geeft Mauritia Marijnen, promovendus bij Amsterdam UMC, aan. “Door de Doppler-meting toe te voegen aan de zorg voor deze te kleine baby’s kan het hogere risico op problemen rondom de bevalling beter worden opgespoord en bewaakt. Ook kunnen kleine baby’s waarbij de meting normaal is, wat minder intensief gevolgd worden. Er is dan ook meer kans dat de bevalling natuurlijk, zonder ingrijpen, verloopt.”
Genetische aanleg
Driekwart van de kleinste baby’s heeft een genetische aanleg voor een kleinere lichaamslengte en maakt verder een gezonde ontwikkeling door. De gezonde kleine baby’s hebben minder monitoring nodig en kunnen geboren worden vanaf 40 weken zwangerschap. Ganzevoort: “De richtlijn is er nog niet op aangepast, want dat gaat niet zo snel. maar ik verwacht dat veel ziekenhuizen, zeker de ziekenhuizen die met de studie hebben meegedaan, dit ook gaan implementeren.”
Bronnen: amsterdamumc.org/nl / nporadio1.nl