De Niet-Invasieve Prenatale Test (NIPT) toont aan of een ongeboren kind mogelijk een ernstige afwijking heeft. De Gezondheidsraad wil dat vrouwen standaard informatie krijgen over ernstige nevenbevindingen. Dit maakt het minder ingewikkeld om voor de NIPT te kiezen. Ook neemt het de verschillen weg in de uitvoering van het testen. Dat staat in een advies aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Sinds 2017 krijgen zwangere vrouwen in het kader van een wetenschappelijk onderzoek een NIPT aangeboden. De onderzoeksfase van de bloedtest loopt op 1 april af. Zwangere vrouwen konden tot nu toe kiezen of ze alleen informatie wilden over het down-, edwards-, of patausyndroom of ook over andere afwijkingen die aan het licht kwamen. Voorbeelden hiervan zijn andere chromosoomafwijkingen bij het kind, in de placenta of bij de zwangere zelf. Dat laatste is volgens het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu overigens heel zeldzaam.

Standaard informeren

De Gezondheidsraad wil nu het proces eenvoudiger maken. De keuze wordt geschrapt en zwangere vrouwen die de test doen krijgen bovendien standaard informatie over andere ernstige genetische afwijkingen. Hierdoor is het volgens de raad minder ingewikkeld om voor de NIPT te kiezen. Ook neemt het de verschillen weg in de uitvoering van het testen.

De commissie die het advies op verzoek van de minister uitbrengt gaat ervan uit dat “zwangere vrouwen die kiezen voor deelname aan de NIPT, dit doen omdat ze willen weten of de foetus mogelijk een ernstige chromosoomafwijking heeft, onafhankelijk van welk chromosoom dit betreft.” De Gezondheidsraad maakt hierbij een uitzondering voor een specifieke categorie van nevenbevindingen, waarbij het vaak alleen om de placenta blijkt te gaan, en niet om het ongeboren kind zelf.

Het is nu aan minister Kuipers van Volksgezondheid om te besluiten over het uitvoeriger informeren van zwangeren over de resultaten van de NIPT.

Hoe werkt de NIPT?

Een NIPT kan worden gedaan vanaf het moment dat een vrouw elf weken zwanger is. Uit haar arm wordt bloed afgenomen, waar wat erfelijk materiaal van de placenta (moederkoek) in zit. Dat dna is bijna altijd hetzelfde als dat van het kind. Zo kan vrij betrouwbaar worden voorspeld of het kind het down- (trisomie 21), edwards- (trisomie 18) of patausyndroom (trisomie 13) heeft.

De NIPT geeft in 0,3 procent van de gevallen een indicatie voor het downsyndroom. Aanwijzingen voor het edwards- en patausyndroom (ernstige afwijkingen waardoor kinderen vaak al kort na de geboorte overlijden) komen zelden voor: in minder dan 0,1 procent van de gevallen. Er is een kans dat het ‘loos alarm’ is, want de placenta kan een afwijking hebben die niet bij het kind aanwezig is.

Advies WBO: de niet-invasieve prenatale test (NIPT) als bevolkingsonderzoek

Bron: nos.nl

Zie ook:

 

Vakblad Vroeg is er voor professionals die werken in de geboortezorg en met kinderen tot zeven jaar en hun ouders. Een abonnement kost slechts €28,- per jaar.

Ontdek ons VROEG-magazine

Vakblad Vroeg is er voor professionals die werken in de geboortezorg en met kinderen tot zeven jaar en hun ouders. Sleutelwoorden zijn preventie, vroegtijdige onderkenning en vroeghulp. Ons kwartaalmagazine biedt achtergrond en verdieping. Een abonnement kost slechts € 28,- per jaar.

Meld je aan voor de nieuwsbrief

Meld je aan voor de nieuwsbrief

Op de hoogte blijven van alle ontwikkelingen op het gebied van de geboortezorg en de zorg rond het jonge kind en zijn ouders? Schrijf je dan in voor onze wekelijkse nieuwsbrief. Deze verschijnt iedere dinsdagochtend.

"*" geeft vereiste velden aan