Autisme kan geassocieerd worden met slecht functionerende spiegelneuronen. Dit impliceert dat transfusie met eigen navelstrengbloed mogelijk kan helpen bij het behandelen van autisme. Een eerste onderzoek naar stamceltherapie voor de behandeling van autistische kinderen biedt hoopgevende resultaten.
Dat blijkt uit nieuw onderzoek dat in de medische uitgave STEM CELLS gepubliceerd is en waarover mijngezondheidsgids.nl bericht. Het onderzoek van The Duke University werd onder 25 jonge kinderen met autisme verricht. Hierbij werd vastgesteld of een transfusie met eigen navelstrengbloed kon helpen bij het behandelen van de ontwikkelingsstoornis. In dit navelstrengbloed zitten zeldzame stamcellen die kunnen veranderen in neuronen. Autisme blijkt namelijk geassocieerd te worden met slecht functionerende spiegelneuronen.
Bevindingen
Bij 70 procent van de kinderen was er een verbetering in gedrag te merken. “Sommige kinderen, die voorheen niet veel zeiden, hadden een flinke vooruitgang op het gebied van woordenschat en spraakfunctionaliteit,” zegt onderzoekster dr. Joanne Kurtzberg. “Veel kinderen waren in staat om te spelen en betekenisvolle conversaties te voeren, op een manier waarop ze dat eerder niet konden. Sommige kinderen vertoonden minder repetitief gedrag dan aan het begin van het onderzoek.”
Geen controlegroep
De onderzoekers en andere deskundigen benadrukken echter wel dat de therapie nog in het beginstadium staat en dat meer onderzoek nodig is. Een groter vervolgonderzoek is nu aan de gang en de onderzoekers hopen hiermee een langetermijnbehandeling voor autisme te ontdekken. Het experiment was namelijk een onderzoek naar de veiligheid van stamceltherapie. De doctoren en families van de kinderen waren dus op de hoogte van de therapie en er was geen vergelijking tussen behandelde en niet-behandelde kinderen. “Het onderzoek was zeer bemoedigend. We zagen positieve resultaten, maar hadden geen controlegroep. Dit is erg belangrijk bij het vaststellen of een behandeling daadwerkelijk effectief is,” aldus onderzoeker dr. Geraldine Dawson.