In het Wilhelmina Kinderziekenhuis werkt prof. dr. Marian Jongmans in een polikliniek voor ex-couveusekinderen. Rond de tachtig procent van hen is te vroeg geboren. De anderen zijn wel op tijd geboren, maar met medische complicaties. “Op de poli screenen we de ontwikkeling van de kinderen in de leeftijd van anderhalf tot drie jaar. Dat is precies de periode waarin ouders vaak toekomen aan het verwerken van al die moeilijke dingen die hen overkomen zijn rond de geboorte.”

Een onderzoeker die wekelijks proeft van de prakrijk. Dát typeert Marian Jongmans. Zij combineert haar functie van hoogleraar met die van gezondheidszorgpsycholoog. “Het grootste gedeelte van de week ben ik actief als pedagogisch wetenschapper aan de Universiteit Utrecht. Daarnaast werk ik één dag in de week als GZ-psycholoog in het Wilhelmina Kinderziekenhuis bij de afdeling neonatologie.” In Vakblad Vroeg vertelt zij over haar ervaring als wetenschapper en praktijkmens met betrekking tot het jonge kind. “Geen dag is hetzelfde en dat geeft energie.”

Ogen oprichten
Jongmans heeft er een gewoonte van gemaakt om altijd expliciet aandacht aan de ouders te schenken. “Bijvoorbeeld door mijn ogen op een bepaald moment van het kind naar hen te richten. Plus expliciet te vragen hoe het met hen gaat. Belangrijk, want direct na de geboorte verloopt de hechting door de medische omstandigheden vaak moeilijker. Het is zeker een risicoperiode. Tegelijkertijd is het overgrote deel van de ouders enorm veerkrachtig. Toch kan ik zeggen dat, ondanks de moeilijke start, tachtig tot negentigprocent van de ouders een ontzettend mooie opvoedomgeving weet te creëren.”

Wel ziet zij opmerkelijke verschillen tussen ouders. Ook krijgt zij regelmatig de vraag voorgelegd of men wel genoeg doet om hun kwetsbare kind te ondersteunen. Sowieso is er veel behoefte aan tips om het kind te stimuleren. Jongmans vindt die onzekerheid overigens heel begrijpelijk. “Ga er maar aanstaan als de geboorte met allerlei zorgen wordt omkleed. Wat mij bovendien opvalt, is dat veel van de te vroeggeborenen eerste kinderen zijn. Vrijwel iedere ouder voelt zich bij hun eerste op bepaalde momenten onzeker. Als je kind dan ook nog een ziekenhuisopname heeft meegemaakt, dan wordt de onzekerheid veel en veel groter. Zij kunnen dan baat hebben bij een tip of bevestiging.”

Wat haar spijt, is dat de vaderrol in veel gezinnen wordt weggedrukt. “Maar al te vaak springen moeders als leeuwinnen op hun kind en geven de vaders haast geen ruimte. Het zijn van die oergevoelens die naar boven komen, mogelijk versterkt door de kwetsbaarheid van hun kind. Daardoor gaan die moeders een beetje voor de vaders liggen, terwijl die juist een prachtige bufferende functie kunnen hebben in de geruststelling en in het zelfregulerend gedrag van het kind. Dan moet een vader heel sterk zijn om te zeggen ‘nu ben ik even aan zet en ga jij iets voor jezelf doen, ook ik wil mijn steentje bijdragen aan de opvoeding’.

Rust en ruimte
Waar gezinnen volgens Jongmans enorm goed op gedijen, is voldoende rust en ruimte. “Om dit te creëren, moet er in de vroeghulp oog zijn voor gepersonaliseerde begeleiding. Ik geloof daar in. Natuurlijk staat de optimale ontwikkeling van een kind voorop in de vroeghulp, maar tegelijkertijd moeten we goed luisteren naar wat ouders belangrijk vinden. Oog hebben voor de verschillende behoeften hoort daar bij, overigens zonder iedereen over één kam te willen scheren. Ieder gezin staat immers anders in het leven. Sommige ouders vinden bijvoorbeeld cognitieve vaardigheden ontzettend belangrijk. Daarachter ligt de overtuiging van ‘mijn kind is zo kwetsbaar, die moet het gewoon goed gaan doen op school’. Maar er zijn ook ouders die zeggen ‘wat er in mijn kind zit, dat komt er wel uit. Waar het vooral om gaat is dat het een gelukkig, sociaal, emotioneel, gebalanceerd kind wordt. De rest komt vanzelf wel’.”

Spilfunctie
Pedagogiek noemt Jongmans bij uitstek de wetenschap die gespecialiseerd is in het nadrukkelijk betrekken van de sociale omgeving van een kind zich voltrekt. “Niemand groeit immers alleen op. Het samenspel tussen opvoeding en ontwikkeling is de kracht van pedagogiek. Opvoeders, variërend van ouders tot ambulante begeleiders en leerkrachten, spelen een wezenlijke rol in de vorming van een kind. Mijn vakgebied kan ook verklaringen leveren hoe het komt dat een kind iets kan doen, bepaalde woordjes zeggen, of met hoeveel maanden hij kan lopen.”

Om haar woorden toe te lichten, komt Jongmans met een voorbeeld. “Een paar jaar geleden volgden we te vroeg geboren kinderen en hun ouders. We begonnen toen de kinderen zeven maanden waren en eindigden het onderzoek rond hun tweede verjaardag. Deze kinderen hebben een verhoogd risico op aandachtsproblemen en wij waren benieuwd wanneer de aandachtontwikkeling een bepaalde stap maakt. We zagen moeders die zeer directief waren, bijvoorbeeld het spel van hun kind structureerden en hun kind de hele tijd net voor waren. Bij deze moeders liep de aandachtontwikkeling net een tikje sneller dan bij de kinderen van moeders die meer toekeken. We concludeerden dat de interactie tussen moeder en kind er dus toe doet. Die directieve stijl is heel helpend.” Zij waarschuwt wel dat dit niet blijvend is. “Een kind heeft op een gegeven moment behoefte aan meer autonomie. In die fase werkt een directieve opvoedstijl juist contraproductief.”

AdvertentieAbonneren op lentenummer

Te weinig in beeld
Jongmans vindt dat de vroeghulp in de praktijk maar mondjesmaat gebruik maakt van pedagogische expertise. “Dat vind ik verontrustend.” Zij wijt dit onder meer aan de invoering van de wet BIG. “Natuurlijk is het goed dat er kwaliteitregisters zijn, maar er ligt nu te veel nadruk op de registratie. Daardoor is de pedagogiek te veel uit beeld geraakt en de psychologie heeft toch net een andere focus.” Wel is er inmiddels sprake van een inhaalslag. “Mogelijk komt de pedagoog-generalist ook in de BIG. Daarnaast dienen pedagogen uit zichzelf hier veel meer werk van te maken.” Lastig punt is volgens haar wel dat HBO-ers momenteel beter hun weg weten te vinden in de wijkteams dan hun wetenschappelijk opgeleide collega’s. “Ik betreur dat. Wellicht vergeten gemeenten dat het iets hogere salaris kan worden terugverdiend met hun toegevoegde waarde. Te meer daar een groot deel van de universitair opgeleiden eerst als HBO-er hebben gewerkt.”

Motorische ontwikkeling
Vanuit haar rol als onderzoeker heeft Jongmans de kans om zich vast te bijten in kennislacunes. Zo doet zij momenteel onderzoek naar de variatie in de motorische ontwikkeling bij hele jonge kinderen in de fase vanaf de geboorte tot ze gaan lopen. “Wij vragen ouders om filmpjes te maken in de meest optimale situatie thuis. Dat doen ze minimaal zes keer en zo krijgen we uniek beeldmateriaal over de verschillen in het verloop van de motorische ontwikkeling.” In de praktijk kunnen de bevindingen straks direct van nut zijn. “Op jonge leeftijd kan namelijk soms een afwijkende houding optreden aan het bewegingsapparaat. Volstrekt onschuldig, maar daardoor gaan net te vroeg alarmbellen rinkelen, waardoor vaak te vroeg hulp wordt ingeschakeld. Ons onderzoek komt dus de efficiëntie van de hulpverlening ten goede.”

Micro-observaties
Kleine dingen kunnen een groot verschil kunnen maken. Jongmans vindt dit fascinerend. “Neem het feit dat jonge kinderen hun lichaam letterlijk kunnen inzetten om veel te leren over de wereld. Zit een kind bijvoorbeeld bij een taakje onderuitgezakt, dan verloopt het veel moeizamer dan wanneer het bij de ouder recht op schoot zit. Dan zit het kind namelijk wat hoger, waardoor ze iets als een puzzel veel gemakkelijker in elkaar kan zetten. Dergelijke micro-observaties gaan we steeds meer doen om te kijken hoe we kinderen nog beter kunnen ondersteunen.” Als ander voorbeeld noemt zij kinderen die al vroeg zelfstandig kunnen zitten en lopen. “Hierdoor zijn zij op latere leeftijd beter in ruimtelijke taal, waaronder het hanteren van de woorden op, onder, boven in en uit. Dat komt waarschijnlijk omdat je bij het vroeg kunnen zitten en staan de wereld op een andere manier gaat verkennen. Daar leer je andere dingen van.”

Afvlakking zorgaanbod
Daar staat tegenover dat Jongmans zich zorgen maakt over de gevolgen van de transitie van de jeugdzorg naar gemeenten. “Hierdoor dreigt veel expertise verloren te gaan of in ieder geval moeilijker toegankelijk te worden. De balans om op een goed manier naar professionals binnen een gemeente door te verwijzen is verstoord. Hierdoor gaat kostbare tijd verloren. De mensen met de juiste expertise zitten namelijk niet meer op de plek waar die bereikbaar is voor ouders. Dat veroorzaakt een afvlakking van het zorgaanbod.” Dat neemt niet weg dat de professionals zich niet moeten verliezen in een slachtofferrol, dat werkt in haar ogen averechts. “In plaats daarvan moet het zorgveld geloven in de eigen kracht. Dat betekent ook soms je nek uit durven steken.”

Tijd en geld
In de praktijk van alle dag stuit menig professionals op grenzen die tijd en geld aan hun ambities stellen. Jongmans herkent dat, met de nadruk op tijd. ‘Ik zou graag meer dan ik nu kan in het leven van ouders willen duiken. Dat geld ook voor degenen die in de opvoeding om hen heen staan. Ik zou me met name graag meer willen verdiepen in hoe je ouders over hobbels heen kunt helpen. Wat maakt bijvoorbeeld dat de ene ouder veerkrachtiger is dan de ander? Ik ben ook geïnteresseerd in de variatie tussen gezinnen. Want de opvatting over opvoeding kleurt natuurlijk mede wat ouders verwachten van hun kind met een beperking. In hoeverre wordt een kind hierdoor beïnvloedt, zowel in positieve als in negatieve zin?”

Inspiratiebronnen
Het feit dat Jongmans werkt als hoogleraar, manager, onderzoeker én GZ-psycholoog maakt dat zij te maken heeft met zeer uiteenlopende dagelijkse contacten. Gevraagd naar wat haar het meest inspireert, antwoordt zij zonder aarzelen haar werk op de afdeling neonatologie. “Ik ben enorm geboeid door de gezinnen die ik zie en de kinderen die daarin opgroeien.” Daarnaast blijft de wetenschap voor haar een inspiratiebron. “Neem de gezinsgerichte zorg die is overgewaaid uit Canada. Dat inspireert mij heel erg en haakt aan bij het belang van rust en ruimte voor ieder gezin om zich te ontwikkelen. Dat is echt een theoretisch raamwerk. Luister je goed naar alle gezinsleden, dan zie je dat de gezondheid van ouders beter is, dat het de band met hun kind ten goede komt en dat kinderen beter in hun vel zitten.”

Jan de Graaf

 

Vakblad Vroeg is er voor professionals die werken in de geboortezorg en met kinderen tot zeven jaar en hun ouders. Een abonnement kost slechts €28,- per jaar.

Ontdek ons VROEG-magazine

Vakblad Vroeg is er voor professionals die werken in de geboortezorg en met kinderen tot zeven jaar en hun ouders. Sleutelwoorden zijn preventie, vroegtijdige onderkenning en vroeghulp. Ons kwartaalmagazine biedt achtergrond en verdieping. Een abonnement kost slechts € 28,- per jaar.

Meld je aan voor de nieuwsbrief

Meld je aan voor de nieuwsbrief

Op de hoogte blijven van alle ontwikkelingen op het gebied van de geboortezorg en de zorg rond het jonge kind en zijn ouders? Schrijf je dan in voor onze wekelijkse nieuwsbrief. Deze verschijnt iedere dinsdagochtend.

"*" geeft vereiste velden aan