Cerebrale parese (CP) is de meest voorkomende fysieke beperking bij kinderen, waarbij voortbewegen bemoeilijkt is, vaak door spasticiteit. Een nieuwe gezinsgerichte interventiemethode biedt aanknopingspunten voor een betere begeleiding van jonge kinderen met specifieke behoeftes.
In een proefschrift, getiteld ‘Infants at very high risk of cerebral palsy’, zijn effecten van vroege interventie voor baby’s met een zeer hoog risico op CP onderzocht. Daarbij is reguliere fysiotherapie vergeleken met een nieuwe interventiemethode: COPCA (COPing with and CAring for infants with special needs – a family centred programme). Dit is een gezinsgericht programma gericht op omgaan met en zorg voor jonge kinderen met specifieke behoeftes.
Twee interventiestudies
In de eerste levensmaanden is het over het algemeen nog niet duidelijk hoe een kind zich gaat ontwikkelen. Aanwezigheid van risicofactoren, zoals een hersenbeschadiging of afwijkingen in bewegen, zijn een voorspeller voor ontwikkelingsproblematiek zoals CP. De interventies werden onderzocht in twee studies: het Vroegtijdig Interventie Project (VIP, 2003-2005) en het LEARN2MOVE 0-2 project (2008-2015). Na de interventieperiode waren ontwikkeling van de kinderen en functioneren van de gezinnen vergelijkbaar op groepsniveau.
Positief voor kind en gezin
Detail-analyse van de inhoud van de interventies leerde dat enkele COPCA-elementen positief gerelateerd waren aan uitkomsten van kind (in het VIP-project) en gezin (in het LEARN2MOVE 0-2 project). In de loop van de jaren is er een toename gezien in de mate waarin ouders betrokken werden bij de therapie voor hun kind. Om effecten van interventies goed te meten, zijn adequate meetinstrumenten nodig. Daarom zijn er suggesties gedaan voor motorische ontwikkelingstesten voor jonge kinderen met een hoog risico op CP. Met de resultaten van dit proefschrift kan de begeleiding voor kinderen met een zeer hoog risico op CP en hun gezinnen worden verbeterd.