Als veel te vroeg geboren baby’s heel weinig bloedplaatjes in hun bloed hebben, kan hun lichaam bloedingen niet goed zelf stelpen. Reden om deze prematuren een transfusie met bloedplaatjes te geven. Uit nieuw onderzoek blijkt dat hier beter mee gewacht kan worden.
Een gebrek aan bloedplaatjes maakt veel te vroeg geboren baby’s onder meer kwetsbaar voor ernstige hersenbloedingen. Nu gebeurt dat meestal als het aantal bloedplaatjes daalt tot onder de 50 miljard per liter bloed. Het internationale MATISSE-onderzoek, in Nederland geleid door Amsterdam UMC en het LUMC, toont aan dat terughoudendheid bij het toedienen van transfusies beter is voor zieke premature baby’s. Als de drempel bij deze groep niet bij 50, maar bij 25 miljard bloedplaatjes wordt gelegd, is de overlevingskans beter van de zieke, veel te vroeg geborenen en zijn er minder complicaties. In de studie hebben Nederlandse onderzoekers van Amsterdam UMC en LUMC samengewerkt met Britse en Ierse hematologen en neonatologen.
Onvoldoende stolling
Door het gebrek aan bloedplaatjes stolt het bloed onvoldoende. Het lichaam kan dan een bloeding niet stoppen. Om dit te voorkomen, is het in de neonatologie gebruikelijk om deze kwetsbare baby’s een bloedtransfusie te geven, met daarin bloedplaatjes van volwassen donoren. De vraag van de onderzoekers die deze kinderen onder hun hoede hebben, is: wat is het kritische aantal bloedplaatjes waarbij het toedienen van een transfusie het kind vooruit helpt; en waarbij de voordelen van transfusie opwegen tegen eventuele nadelen?
De Nederlandse coördinator van de MATISSE-studie is arts-onderzoeker Suzanne Fustolo-Gunnink, werkzaam in het Amsterdam UMC, locatie AMC. “In de bestaande strategie krijgen premature kinderen in de drie betrokken landen in elk geval zo’n transfusie wanneer in het bloed minder dan 20 tot 25 miljard plaatjes per liter zitten.” Maar de richtlijn zegt ook: baby’s die te vroeg zijn geboren, een laag gewicht hebben – onder de 1500 gram – en ziek zijn, moeten zo’n transfusie al krijgen bij de waarde van 50. Dit geldt voor het grootste deel van de kinderen met een laag bloedplaatjesgehalte.
Beste aanpak niet onderzocht
Het punt is, zegt Fustolo-Gunnink, dat nooit grondig is onderzocht wat de beste aanpak is. “Met medeweten en goedkeuring van hun ouders hebben aan deze studie 660 te vroeg geboren baby’s meegedaan uit Nederland, Groot-Brittannië en Ierland. Die baby’s zijn door middel van loting ingedeeld in twee groepen. De ene groep was 329 kinderen groot, en kreeg een transfusie wanneer het bloedplaatjesgehalte was gedaald tot onder de 50 miljard. Dit is de behandeling die nu bij het merendeel van de kinderen standaard is volgens de Nederlandse richtlijn. De andere groep, van 331 kinderen, kreeg die transfusie pas wanneer het gehalte nog verder was gedaald, tot 25 miljard of lager.” Dat betekent dat de kinderen in de 50-groep eerder een transfusie kregen, en soms ook meerdere. Er werd onderzocht of het aantal kinderen met een slechte uitkomst verschilde tussen beide groepen. Een slechte uitkomst betekent dat zij een ernstige bloeding kregen of overleden.
Terughoudendheid, niet te snel een transfusie geven, is volgens deze studie significant beter. In de 50-groep kregen 85 kinderen, ofwel 26 procent, een ernstige bloeding of ze zijn overleden. In de 25-groep kregen 61 kinderen, ofwel 19 procent, zo’n ernstige bloeding, of ze zijn overleden.
Omdat het hier gaat om uitermate kwetsbare kinderen, is niet te zeggen of er voor een individueel kind een direct verband bestaat tussen de transfusies en de slechte uitkomst; want er kunnen nog meer problemen zijn – zoals infecties of schade aan de longen – die een slechte uitkomst kunnen veroorzaken. Fustolo-Gunnink: “Ook in de 25-groep zijn er kinderen overleden of kregen een ernstige bloeding. We kunnen met het aanpassen van de transfusieregels niet voorkomen dat er kinderen zijn die bloedingen krijgen of overlijden.”
Aanpassing richtlijnen
De MATISSE-resultaten zijn aanleiding om de strategie aan te passen. Neonatologen en hematologen zijn blij dat er nu een gedegen studie ligt die een keuze voor terughoudendheid onderbouwt. Fustolo-Gunnink: “De richtlijnen worden aangepast omdat er nu voor het eerst een bewijs ligt. Hiermee kunnen we de zorg voor te vroeg geboren kinderen verbeteren.”
Het advies van de onderzoekers luidt om een transfusie te geven als het aantal bloedplaatjes onder de 25 miljard per liter is gedaald. Fustolo-Gunnink: “Een deel van die heel kleine baby’s blijkt, als je afwacht, goed in staat een laag bloedplaatjesgehalte te doorstaan zonder een bloeding te ontwikkelen. Uiteindelijk gaan ze zelf weer bloedplaatjes aanmaken en wordt het bloedplaatjesgehalte normaal.”
Uiteraard vergen deze uitkomsten verder onderzoek. Fustolo-Gunnink: “Dit zijn de eerste resultaten. We hebben nog geen gegevens over hoe deze kwetsbare kinderen het op termijn doen. Over de eerste kinderen, die in het begin aan de studie meededen, hebben we informatie. Maar nog niet alle kinderen hebben de leeftijd van twee jaar bereikt, het moment waarop er een follow up volgt om te zien hoe het dan met ze gaat.”
Randomized Trial of Platelet-Transfusion Thresholds in Neonates >
Bron: amc.nl